‹ overzicht

Doar praote we niet over...

Maandag 26 april 1948

Het moet me van het hart: Dat het daar Zaterdag in het Stadspark een janboel was. Maar tja, als Jupiter voor elke zonde der mensheid zijn bliksem slingerde, zou hij in korte tijd ontwapend zijn, zoals Ovidius zegt. Dus.... praote we niet over! Tenslotte zeg ik met Syrus: vermaan een vriend onder vier ogen, prijs hem in het openbaar. 


En prijzen wil ik de als altijd vriendelijk kijkende Pa Wolthers en zijn schare voor wat zij voor de wielersport hebben gedaan, 'k Geloof zelfs, dat zij het gehele college van B. en W. wieler„minded" hebben gemaakt. Goed bekeken van onze stads magistraten om in de open lucht kracht op te doen om de aanvallen der niet altijd even goed gehumeurde raadsleden te pareren! En ze zijn gesterkt, want de vitaminen vlogen je als gebraden duiven in de mond. Behalve bij onze Burgemeester, want naast diens sigaar is verder geen plaats meer Nu ik het toch over gebraden vogels heb, ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Neen, ondeugende lezer, dat heeft niets met de burgemeester te maken, maar met een der renners, die zijn ontstemming over een en ander luchtte in het Duits. Geheel compleet met bijpassende grote b.... , eh.... mond.... Enfin, de man in kwestie had, evenals ik, wat op het hart en dan moet zo iets er uit. Zo was het ook in Heerenveen, waar P.S.V. zelfs voortijdig het veld uit wilde. Maar gelukkig bleek het bestuur wel eens van Vondels: „men smore 't wassend quaet bij tijds in zijn geboorte" gehoord te hebben. De Eindhovense aanvoerder zal zich nu hoop ik, schamen. Hij moge daarbij echter bedenken, dat, zoals de Latinisten zeggen, wij niet door ons te schamen, doch door dat na te laten, wat ongepast is - en dat was dit weglopen! - de naam moeten ontgaan onsportief te zijn. O, zo!

K.

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 26 april 1946