Het moet me van het hart: Dat ik, na twee dagen lang het paard in al zijn glorie in het Stadspark de blikken te hebben zien vangen van duizenden en nog eens duizenden, in de vervolge zelfs de „knol" van mijn groenteboer de waardering zal geven, waarop ie rechtens zijn paard-zijn aanspraak mag maken. Meneer Kamphuis, de ongekroonde koning van dit tweedaagse festijn, heeft er dus een bewonderaar bij gekregen.
Dat wil zeggen bij, de schare, welke hij reeds aan de paardevoeten (let wel, zetter, niet: poten!) heeft doen knielen. Dit ter verduidelijking en om misverstand te voorkomen. Die meneer Kamphuis dan, goed „gestopt" en toch met ruime bewegingen - zoals de deskundigen van paarden spreken - als hij is, heeft, schuil gaande onder een hoed-als-een-afdak met ijzeren wil de scepter gezwaaid, met vaste hand zijn groot programma-span gestuurd en samen met zijn „loten" - dat is al weer taal uit de wereld der paardendeskundigen. U merkt, ik raak er al mooi in thuis - nu eens met een zoet lijntje „zijn paardjes" door de finish weten te brengen, dan weer met een wat meer warmbloedig optreden. Helemaal niet erg dit laatste, want heeft Louis Bouwmeester niet eens gezegd, dat koude mensen geen goede zijn!
Als koude voetballers ook geen goede zijn, dan lijkt het niet best met degenen, die daar Zondag in Be Quick's half aarden, half betonnen „geval" achter de bolle blaas hebben gehold, want het was soms een koud-aandoend tournooi en een enkele keer zozeer zo-zo, la-la, dat er op de tribune tijd en gelegenheid gevonden werd voor dikke vis-verhalen. Verhalen over snoeken, die zo maar voor hun eigen plezier zich op enorme haken te ruste legden om natuurlijk wredelijk uit de slaap van 't onderwaterse wakker te worden op dit niet alleen voor hen niet zo prettige ondermaanse.
Zul je, je voetballer denkende, dergelijke verhalen moeten horen opdissen tijdens je spel. Zou het je warempel, met Horatius, spijten je opgehouden te hebben met het spel. Dezelfde Horatius bleek eens van mening, dat aan hen, die veel begeren, veel ontbreekt, hetgeen niet alleen het publiek zich nu voor gezegd kan houden, maar ook mijn vriend Piet (herinnert U zich hem?), want die eiste meer dan de spelers gaven. Speciaal wat het aantal doelpunten betreft. Alsof het voor een speler niet beter is eenmaal te kunnen zeggen: die (goal) heb ik, dan tien maal: die (kansen) had Ik. Wat U! K.