‹ overzicht

Gocheme lui, die turners...

Woensdag 08 september 1948

Het moet me van het hart: Dat dit weekeinde me veel deugd heeft gedaan. Zat ik daar op de renbaan-tribune - in hoogst charmant gezelschap - te staren naar al die jonge dames en meisjes, die zich uitleefden in de gymnastiek, bij mij zelf denkende en overwegende, dat sport toch werkelijk een „lets" is, levensvreugde, opborrelende uit een fit lichaam en een prettig innerlijk.


Ik wil niet zijn de vleier, van wie Horatius getuigt, dat hij leeft van hen, die naar hem luisteren - de sport is trouwens arm! - maar toch welde uit mijn over-volle gemoed, toen daar die Nederlandse vlag - juist in deze dagen van meer betekenis dan ooit - zich voor mij ontrolde, 'hoog geheven door de jeugd, de gedachte op: „kijk, dat is nu het ware symbool: Nederland gedragen door een door de sport gestaalde jeugd!"

Terecht hebben de leiders zich de trotse borst vooruit mogen steken, maar, eerlijk, ze vielen in het niet bij die blijde schare en nu mag Zola wel zeggen, dat niets minder gezond is voor de mens dan de illusie, maar ik waag het erop de verwachting te koesteren, dat uit de eendrachtige samenwerking der Noordelijke turnkringen ook verder iets goeds geboren zal worden.

Gocheme lui intussen, die turners, ze weten, dat de mens meer geïmponeerd wordt door een vuurwerk dan door een zonsondergang en hebben daarom maar een cocktail van beide gegeven. Ja, die Kuil, die Ahrens - nog steeds recht van leden en zijn krijgshaftige snor fier dragende - kennen het klappen der turnshow-zweep.

Het was alles kort en krachtig, evenals bij de draverijen, en hier zou Gouverneur de inspiratie hebben kunnen vinden voor zijn:

                                    Gelukkige uren

                                    Wat zijt ge snel

                                    Hoe ras na 't welkom

                                    Steeds weer

                                    't vaarwel.

Ook bij de eerste wedstrijden om de voetbalbeker was dat 't geval, maar, helaas, toen werd het minder en tenslotte was het zó, dat ik het gevoel had het hele tribunegevaarte, inclusief Jan W. de Vries - G.V.B.'s voorzitter met sigaar - Sjoerd Prummel - stil voor zijn doen - Evert van Linge - meespelend, in gedachten, met zijn jongens - Harrie de Boer - uitgerust van zijn competitie-indeling - Jan Hekman - treurend om de ondergang van zijn ploeg - Koos Moesker - lachend om 't goede begin van Velocitas - aan mijn rug had hangen. Enfin, de revue der spelers is voorbij; sommigen zijn goed, sommigen te licht bevonden, maar voor de bestuurderen rest in elk geval Frederik van Eeden's troost, dat bij een experiment (in de elftallen) elke mislukking even leerrijk is als een succes en dat, zoals Rabbelier het reeds zei, alles komt, als men maar kan wachten.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, Maandag 8 september 1948