‹ overzicht

Op elke levensdeur staat: duwen...

Maandag 19 maart 1951

Het moet me aan het hart: Dat ik het helemaal niet leuk vind zoals onze vrienden in De Bilt het weer indelen. Goed, wind en regen moeten hun beurt hebben, maar waarom juist zij een weekeinde krijgen is mij niet recht duidelijk. De hele sportboel komt er door in de war.


En al zullen vele liefhebbers om des vredes wille niet luid op gezucht hebben, ik veronderstel toch, dat zij met mij hebben gedacht: droogte wees wellekom, stuur gauw de regen heen. En wij sportenthousiasten zingen: happy days are here again. Nu waren die gelukkige dagen alleen gereserveerd voor Emmen. U weet wel, de roodwitten uit de parel van de Hondsrug, die gisteren een nieuw kleinood in die heuvelkroon hebben bijgezet. Nu ja, wel niet direct met fijnsmeedkunst, het ging wel eens met (technische en tactische) mislukkingen gepaard, maar 't kwam toch voor elkaar en zo kreeg het land waar 't kind zijn eigen moer verbrandt, een nieuwe attractie: een kampioen. Naast de V.A.M., de petroleum, de hunebeden, T.T.-races, turf, heide, industrie. Enfin naast zo van alles, wat een provincie bloeiend en „gezocht" kan maken. En nu maar promotiewedstrijden spelen. Indachtig, dat op elke levensdeur staat: duwen! En met in het kampioensvaandel Vondel's wijze woord: „wie triomferen wil, leer strijden." Hetgeen gelijkelijk geldt - althans gisteren - voor Appingedam, die ervaren heeft, dat alles niet in gelijke mate voor allen geschikt is. Daaruit conclusies kan trekken en - en dat is voornamer - ernaar handelen.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, Maandag 19 maart 1951