‹ overzicht

Gain hunneg zunder waark...

Maandag 02 juli 1951

Het moet me van het hart: Dat ik een hoge dunk van de politie heb. 'k Vind ze nogal kerels. Oók omdat ze voor sport voelen en er aan dóen. Ome Jack, in het dagelijkse leven Brigadier Smit, is trouwens een uitstekend promotor. En niet alléén door zijn imponerend uiterlijk, maar tevens door zijn voorbeeld, zijn enthousiasme. 


Niemand kan zo heerlijk vertellen over vroegere gloriejaren als doelman.

Enfin, al zijn enthousiasme schijnt toch nog niet voldoende geholpen te hebben, want zijn volgelingen mogen uitstekende lui zijn, maar in een voetbalwedstrijd schijnen ze toch vastgeroest in het-tempo-van-de-straatagent. U weet wel: stap, stap. Desondanks prima agenten, daar niet van. Zoals het Zaterdag trouwens ook prima spelers waren, zij het dan eveneens van de stap-stap-allure. Natuurlijk, ze verlangden naar de overwinning op de Belgen, maar hadden blijkbaar zoveel tijd nodig voor het koesteren ervan, dat ze geen gelegenheid meer over hielden om naar die wens te handelen ook. Tja, Vondel zei het al - zij het dan riet speciaal voor onze politie - dat wie triomferen wil, lere strijden. Er is nu eenmaal gain hunneg zunder waark.

Zo ziet men weer, het kan met voetbal zijn als met de Mei-maand, waarvan De Genestet dichtte, zo arm aan zonneschijn, zo koud, zo droef, zo guur, dat-ie November kan zijn.... Arme Ome Jack...

De derde strenge, welke volgens Jacob Cats de kabel moet houden, ontbrak: de geestdrift. Waardoor een „luchtledig" ontstond in de atmosfeer van opgewektheid van zich-uitleven in dit Sportfestival. Dit sportieve feest vergaat, natuurlijk, maar 't is, om Luiken aan te halen, ook alleen om 't zaad.

Ik heb al eens gezegd — en wil dat nog eens herhalen — dat ik geen gipsy ben, die can loke in the future, zoals dat ergens in Straat- Opus zoveel heet, maar mèt haar zeg ik toch, dat every thing will come right. Inderdaad, alles zal in orde komen met de Sport, als het zaad van dit festival maar de verzorging krijgt, welke het nodig blijft hebben. Als er maar de mensen blijven komen, die willen werken aan dit wezenlijke: de jeugdopvoeding, zoals die in de „lichamelijke opvoeding" verankerd moet liggen.

Enfin, het festival is dus voorbij. Het bracht de gelukkige uren, waarvan Gouverneur zegt: „Wat zijn ze snel; hoe ras na 't welkom was ook nu weer 't vaarwel". Maar ik zou er een „tot ziens" aan willen toevoegen. O zo.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 2juli 1951