‹ overzicht
Met de regenmantel der vergetelheid bedekken...
Maandag 12 november 1951
Het moet me van het hart: Dat Pluvius blijkbaar al even voetbal-minded is als het overgrote deel van de bewoners dezer atoombommen, vredesvliegen-afvangerij, tekort-van-dit en tekort-aan-dat geteisterde aardplaneet. Hij stoort zich niet aan hockeyers, korfballers, handballers of wat voor andere ballers dan ook,
maar benut een inhaal-Zondag om zijn hart op te halen zijn hobby: regen.
Natuurlijk in de vorm van "plaatselijke buien", want daarin is ie sterk. Gisteren was het Noorden operatie-terrein en Zaterdag speciaal Rotterdam. Maar daar zal een bijbedoeling hebben voorgezeten. 'k Meen althans, dat de opzet Rotterdam-Bondselftal met de regenmantel der vergetelheid te bedekken. Hetgeen ik goed gezien vond, want de bedoelingen van hem, die daar in de weide rondliepen, zullen ongetwijfeld goed geweest zijn maar Joabert zei reeds, dat ze alleen maar werkelijke betekenis krijgen als ook de uitvoering goed is. En dat was nu juist niet bepaald het geval. Zodat verschillende spelers, precies als bij 't koekhappen, er net niet bij konden. Bij het Nederlands elftal bedoel ik. ik zag het duidelijk aan Karel de Kerel, Cees van der Meulen, Johan Mulder, her gegroefde gezicht van Radje Verlegh, toen zij op het duivenplatje, dat bij 't Rotterdamse Sparta kasteel hoort, in de rust met aangelaten van de koopman, die de kwaliteit van zijn waar te hoog ingeschat heeft op bezorgde toon - vermoed ik - zwaar stonden te delibreren over de toekomst van ons nationale voetbal en tegenover België straks in het bijzonder. Zelfs de „hoge zijen" en voor-de-gelegenheid-opgestreken „slip" van die zwartgerokte decoraties - wat heeft Rotterdam toch een uitgebreide voetbal-upperten - leken even droefgeestig als de natgeregende vlag op de boerenkermis. Waarmee ik maar zeggen wil dat het erg mis was daar in de Rotte-stad. Gelukkig maar, dat de spoorwegen zo langzamerhand het Noorden ontdekt hebben, zodat je tenslotte behoorlijk vlug op en neer kunt. Anders zou je misschien te bevoegder plaatste informeren of het in je bovenkamer wel helemaal in orde is. Immers voor anderhalf uur regen had ik niet zo'n reis behoeven te maken. Die kon ik in Groningen gisterenook wel meemaken. Méér zelfs. Dank zij de gulheid van Pluvius voornoemd.
K.
Nieuwsblad van het Noorden, maandag 12 november 1951