‹ overzicht

Een zwart gejast nietswaardigheidje...

Maandag 20 oktober 1941

Het moet me van het hart: Dat ik me toch noodeloos ongerust heb gemaakt over de geluidsprestaties mijner stadsgenoten. Zoo noodeloos dat, toen ik daar rustig op de tribune zat bij Be Quick – G.V.A.V. en rondom me de lui zich dik zaten te maken, onwillekeurig bij mezelf zich de overtuiging vestigde, dat Schiller met „Da werden Weiber zu Hyânen” vast niet tot de conclusie was gekomen, indien hij maar Be Quick – G.V.A.V hadde bijgewoond.


Zijn ervaringen zouden dan heel anders zijn geweest en wellicht hadde hij zich ertoe gezet met behulp van de wetenschap na te gaan de reagens van een stuk leer en een scheidsrechtersfluit op den mensch, hetzij toeschouwer, hetzij speler.

M.i. zou hij tot de conclusie zijn gekomen, dat de mensch (die speler) op onverklaarbare wijze gekitteld wordt zoodra er een bolleblaas of zwart gejaste nietswaardigheidje in het veld loopt met een trompetinstrument.

Hoe dat contact ontstaat, men verwachte niet van mij een uitleg; wellicht is er sprake van aethergolven, veroorzaakt door een gillend fluitje en waarbij de mensch als ontvangststation dienst doet. Het is verklaarbaar, dat dan de een genereert, terwijl de ander  beter afgestemd is niet waar? Het zendstation van gistermiddag was scheidsrechter Oldenburger, maar zijn uitzendingen zijn weleens beter verzorgd geweest. En toch handhaafde hij zich, hoezeer ook de ontvangststations gilden en brulden. Zeer waarschijnlijk heeft hij gedacht, dat wat la Bruyére - niet de pijpenman - eenmaal heeft gezegd van dames: „een vrouw is gemakkelijk te regeren, mits er een man is die er zich de moeite voor geeft”, ook van toepassing kon worden gemaakt op voetballers. Althans, hij bleef het zaakje meester.

Ik ben natuurlijk ook weleens in een circus geweest en heb mij steeds weer verbaasd over de gemoedelijkheid van de beren, als ze door, laten we zeggen, een mug werden gestoken. Zoo is ook deze scheidsrechter: mug withemd, of mug blauwhemd kon hem dan als eens een speldeprikje geven, hij schudde maar even met zijn uit de kluiten gewassen lichaam en het zaakje rolde weer door. Als hij echter als nog krijgt wat hem in gulle goed-geefsheid door de tribunisten en de wallennaars gaarne was gegund, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is aan te nemen, dat hij dan een minder prettige Zondagavond zou hebben gehad. Nu zal hij althans nog kunnen zeggen: verdeel en heersch. Of met andere woorden, wat die Romeinen konden, kan ik ook. Hier een foutje, daar een foutje, hier een boffie daar een boffie en beide partijen knabbelen lekker, terwijl ik de baas blijf. Hetgeen „goed bekeken” kan worden genoemd. Te klagen hebben partijen dan ook dunk me niet. Of het moet Be Quick al zijn. Ik was eens in Monte Carlo…..(wie lacht daar?) en vermaakte me ermee te kijken naar dat zwarte balletje. Rouge et noir, heette dat. Er was een meneer bij, die alles inzette en het geluk had dat zijn nummer won. Nu Be Quick zette ook alles in, maar had dat zelfde geluk niet en zij raakte daarom alles kwijt, terwijl GVAV wat spaarzamer optrad en tenslotte de bank liet springen. Hetgeen een kunstje op zichzelf is.

K. 

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 20 oktober 1941