‹ overzicht

Die derbysfeer, zenuwachtig gedoe en zoo...

Maandag 15 december 1941

Het moet me van het hart: Dat wat er ook in de wereld gebeurt, de belangstelling voor een derby bestaan blijft. Nu was het uitstapje naar het Stadspark geen pretje in dezen tijd van kleeren-uitsluitend-op-vergunning, maar ja, zet den voetbal-liefhebber een derby voor, laat hem spanning en sensatie ruiken, en weg zijn alle niets-met-voetballen-uitstaande-hebbende-overwegingen. Hetgeen wil zeggen, dat enkele duizenden exemplaren der manlijke sexe gistermiddag tegen vijf uur 


door Moeder-de-Vrouw, of verloofden, zijn ontvangen met gezichten, welke met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid den doorsneegedachtenlezer duidelijk Zuidlaren voor oogen zullen hebben getooverd. Nu, de Moeders en verloofden bovenbedoeld kunnen zich troosten met de wetenschap dat man- of ventlief zich zelf eveneens voor niet heelemaal normaal zal hebben verklaard. Hij echter alleen omdat hij voor zijn gang niet met datgene beloond is, wat hij verwacht had. Niet, dat Velocitas en GVAV niet hebben getracht het beste ervan te maken. Daar niet van, maar ja, van elke ploeg kun je nu eenmaal een minder goede beurtmeemaken en toevallig hadden GVAV en Velocitas die nu tegelijkertijd. Waardoor ze mij intusschen maar stof voor dit rubriekje door den neus hebben geboord. Ik had me al voorgesteld te kunnen schrijven over een derbysfeer, zenuwachtig gedoe en zoo, maar 't is er niet van gekomen. Nu kan ik het wel hebben over de overvolle tribune, met bestuurslid-suppoost-ceremoniemeester De Wolf, of over de gemoedsstemming aldaar, maar ik spot niet graag met andermans leed.... En vreugde zal er toch niet te veel zijn geweest in het kamp met den scheepstoeter (Velocitas) noch in dat der bellen (GVAV) Zoo weinig was er, dat er vanweerskanten heelemaal niet „getreiterd” en dus ook niet „gehapt” werd. Maar ik zit er maarmee. Zelfs scheidsrechter Oldenburger liet me in den steek, terwijl hij anders met zijn flegma temidden der opbruisende gemoederen nog wel eens mijn pen in beweging wil brengen. Om nog niet eens te spreken van welwillende concerten, volgende op arbitrale soli. Neen, 't was, wat je noemt, een sofdag voor mij. Enfin, ik zeg maar met Shakespeare: wat niet te veranderen is, moet men dragen. Dat moet ik, en dat moet GVAV ook. Ik hoop echter voor haar, dat Ovidius ongelijk heeft waar hij zegt: Om zijn verlies goed te maken, gaat de speler steeds door met verliezen.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, maandag 15 december 1941