‹ overzicht

Het oog van den meester maakt het paard vet...

Maandag 18 mei 1942

Het moet me van het hart: Dat kleine oorzaken weer eens groote gevolgen hebben gehad. Ik bedoel, dat strafschoppen wegens hands en een weggeloopen speler bij Velocitas toch wel zeer funest hebben gewerkt. In plaats van Sneek te winnen werd daardoor gelijk gespeeld waardoor de nederlaag van gisteren Velocitas definitief onderaan bracht.


Nu wil ik niets zeggen van die strafschoppen, omdat die tenslotte niets anders zijn dan ongelukjes, maar de knaap, die het veld heeft verlaten heeft zich gedragen op een wijze, welke een sportman onwaardig is. Ik noem geen naam want ieder weet wel wien ik bedoel, maar op hem is van toepassing het woord van Douwes Dekker, die beweert dat er maar één zonde is: gebrek aan hart. En als hij den speler in kwestie zou hebben gekend, althans een analoog geval, ongetwijfeld zou hij toepasselijk hebben verklaard, dat dit gebrek aan hart zou zijn een gebrek aan hart voor zijn vereeniging. Want zoo is het inderdaad. Ik hadde den betrokkene graag eens gezien op het Stadspark bij de athletiekdriekampen tusschen Groninger en Zwolsche clubs. Niet omdat hij zich dan had kunnen verlustigen in het welluidende eeschal van den microfoon-wedstrijdleider, luisterende naar den naam „Jan" Hendriks. U weet wel. dien langen meneer — om met zijn dames te spreken — in kuitbroek en voorzien van wilden haardos. Ook niet, om dokter Oeseburg aan het werk te zien. Ik zeg: aan het werk en ik bedoel ook: aan het werk, omdat gewoonlijk een voorzitter meer toekijkt. Noch hadde ik hem er gewenscht om het aantal toeschouwers tenslotte te vergrooten maar enkel en alleen om hem eens te toonen met welk een animo goede clubleden voor hun vereeniging strijden. Of hij had kunnen gaan naar het Be Quick-terrein, waar de prille jeugd van verschillende vereenigingen, waaronder ook van zijn club gespeeld hebben, omdat zij de sport graag beoefen, maar dat vooral graag doen in kleuren van hun club. Dan zou hij wellicht den Franschman Raspail geluk hebben gegeven in zijn bewering, dat een ondeugd een ziekte is, welke behandeling en genezing behoeft. Want behandeling zou het zien der wedstrijden zijn geweest en genezing zou zijn voortgevloeid uit datgene wat die zeer jongelui daar hebben laten zien. Hij had eens moeten kijken naar dat heele kleine kereltje, dat op de midvoorplaats van De Vogels zich tegen Velocitas moet hebben gevoeld als een dwerg tegen een reus maar die desondanks onvervaard doorspeelde en — dit zij te zijner eere geconstateerd: goed doorspeelde of wel naar die gemutste — hopenlijk altijd goed gemutste — midvoor van Veendam. Ik noem er maar twee. die zelfs de aandacht trokken van het zeer deskundige publiek. En dit laatste stond op groote hoogte. Letterlijk dan, omdat het den wal tusschen beide velden als staanplaats had gekozen. Vanwaar Otto Bonsema — nieuw „gehoed" voor deze speciale gelegenheid — Sjoerd Prummel — weer goed bij stem — Henk Pienter — zwijgend als een sfinx — Evert van Linge — denkend wellicht aan zijn eigen tijd — hun waarnemingen elk voor zich verwerkten. Zooals ook scheidsrechters dat plegen te doen als zij op non-actief een wedstrijd volgen Maar deze laatsten kwamen vooral om de jongere garde onder de scheidsrechters eens aan het werk te zien. En door hun aanwezigheid moreel te steunen omdat zij natuurlijk wel weten, dat het oog van den meester het paard vet maakt...

K.

Nieuwsblad van het Noorden, 18 mei 1942