‹ overzicht

Jan Publiek is er niet gerust op...

Maandag 08 december 1947

Het moet me van het hart: Dat, toen ik zo door de mist liep te dwalen rond het grote veld in het Oosterpark en het schimmige gevecht aanschouwde tussen Vlugheid en Kracht en DES, ik me afgevraagd heb of Schiller voorvoeld heeft, dat er zoiets zou komen als een gemeentelijke commissie en daarom zich met een „ik heb hier slechts een ambt en geen mening” af heeft willen maken van critiek.


Ik wou dat ik het met hem kon zeggen, want dan ware het mij bespaard gebleven te moeten constateren, dat het publiek, dat daar verdere wedstrijden zal gaan aanschouwen, zich dra zal gaan voelen als in een huis, gebouwd op ondermijnde fundamenten. Laat ik nu, al wandelende over die houten staan-tribune, kwistig neergelegd met volkomen veronachtzaming van het aantal vernielde grassprietjes, plotseling een étage zinken….

Nu hecht ik grote waarde aan mijn gezondheid en dies zal men zich wellicht kunnen voorstellen hoe het mij te moede was, toen ik daar, met één been in het Oosterpark staande, me met het andere halfweg Japan voelde. En dan zal men zich eveneens kunnen indenken welk een taal daar in mij opborrelde en hoe zeer de drang in mij woelde om mij, al vernielende het wankele gevaarte, waarmede een aanslag gepleegd wordt op Jan Publiek, met geweld uit de afgrond op te werken. Edoch, toen dook uit de mist de schim op van wijlen Gallus, die mij in mijn tintelende oren fluisterde „meer werkt de rede uit dan blind geweld”.  En dus heb ik voorzichtelijk me weer op de begane grond gewerkt, maar wil toch aan 't adres der commissie voornoemd Vauvenarques' woorden: „slachtoffers maken is een teeken van geringe bekwaamheid” naar voren halen.

 Overigens wel een gezellige boel daar bij 't handballen al vraag ik me af of aanvallers en verdedigers wel eens gehoord hebben van Tacitus wiens „door beleid brengt men meer tot stand dan door geweld” in elk geval hier ad rem is. Trouwens, en nu kunnen de handballers lachen, ook in de voetballerij mag men deze woorden, groot geschilderd, wel eens boven de velden hangen.  Hadde HSC er naar geleefd  gisteren inplaats van enthousiasme de baas te laten worden, ik weet het nog zo net niet, of de Velocitaan Ottens, in zijn eigen kring bekend als de man met de gouden benen, niet gelijk zou hebben gekregen. Zijn piraatje mocht dan al fier de lucht in staan bij die 2-0 voorsprong, zijn woorden „ik ben er nog niet gerust op” waren in flagrante tegenspraak met dat uitdagende stompie. Velocitas beperkte zich ondanks de moedgevende her-aanwezigheid van Frans de Wolf met gips-uitrusting en al, danig in haar aanvallen en Schopenhauer kan dan wel beweren dat alle beperking gelukkig maakt, ik ben toch zo vrij om te betwijfelen of Velocitas zich in dat laatste kwartier wel inderdaad zo gelukkig heeft gevoeld.

K.

Nieuwsblad van het Noorden, Maandag, 8 december 1947