‹ overzicht
Nou moe, het verschil tussen sport en sport...
Maandag 22 december 1947
Het moet me van het hart: Dat tussen sport en sport toch wel enig verschil is. Laat ik u dat eens even duidelijk maken. Daar heb je het Oosterpark, waar in de prille ochtenduren gevoetbald en gehandbald wordt en waar, als er eens een paar druppelkens hemelwater vallen ene massa gelijk ene kudde schapen onder een afdakje - eens door een wijs voorzitter van van iets wat gemeenlijk gemeentelijke commissie genoemd wordt, aangebracht - samendringt.
En dan zie je een bekend iemand over de grasvelden lopen, sprietjes tellend en verschil van mening krijgend over het al of niet doorgaan. Waarbij dan deze keer voetbalveld wint van plantsoengedachte. 1-0! Als laatstgenoemde nu maar niet zint op revanche! En toch heb ik waardering voor de persoon in kwestie, want hij is iemand op wie van toepassing is: "wie niet vraagt of hij de mensen bevalt kan het ver in de wereld brengen". Ook daarom zijn onze biljarters zo groot. Zij speelden in de Harmoniezaal alleen maar voor zich zelf, om andere niet denkende. 't Zal je gedacht wezen daar een half uur op je stoel te moeten zitten kleven omdat je tegenstander er plezier heeft een paar honderd keer die drie ballen tegen elkaar te smijten. Toch eigenlijk belachelijk om daar een volwassen mens over een stuk groen laken te zien hangen, wikkend en wegend met een gezicht alsof de wereld veroverd moet worden. En als je dan denkt dat er een geweldige stoot zal volgen, zo een als wij altijd doen - och u weet dat wel - op spekkisten van biljarts, dan liefkoost de queu even de ballen. Dat 's dan alles. Maar enfin, La Rochfoucauld is zelf indertijd biljarter geweest want hij heeft de wereld kond gedaan, dat er een groot aantal gedragingen zijn, welke belachelijk schijnen, maar waarvan de verborgen beweegredenen zeer wijs en degelijk zijn. Ik heb trouwens bij dit alles gedacht aan het publiek, want voorzitter De Both was niet de enige die met rimpeloogjes onbeweeglijk zat te staren. En maar staren. Terwijl ik op het laatst het gevoel had of het hele Harmonie meubilair in mijn rug aan het krijgertje spelen was, rookte een zwijgende menigte spanning in de zaal zo nu en dan "ooooch" roepend als een stoot mislukt. Dat is zeker erg, ofschoon ik het met een bekend architect ter plaatse eens ben, dat een ander ook eens een beurt moet hebben. Maar vraag ik mij nu af, zou Hebbel toch ongelijk hebben gehad, toen hij beweerde dat het publiek alleen maar vuurwerk en geen zonsopgang weet te waarderen?
Of is het een kwestie van verschillende reactie. Die mogelijkheid bestaat, want als ik er aan denk hoe een Be Quick-penningmeester staat te dansen voordat de wedstrijd begint, terwijl Eppie Meulema zo heel kalm later aan de lijn stond, dan moet er toch iets bijzonders zijn in de invloed van sport op de mens. Vooral in het geval Eppie. Hij is zo heel anders geworden. Niet doordat hij met animo klompen draagt, maar omdat het dolle er een beetje af is. Wel slaat ie, hard lopende met zijn hielen nog altijd links en rechts en heeft zijn "snuit" het scherpe van vroeger, maar anders, nee. Eppie is niet meer de velo-Eppie. Niet veranderd is de HSC-Tonny. Keurig gehoed en zo en zodanig glimlachend, dat je je geneigd gevoelt zijn gebit te gaan tellen.... Maar vooral rechtop van lijf en leden en niet tonend hoe zeer het hem aan zijn hart gaat met zoveel doelpunten te moeten verliezen. Maar wat Sneek wel gevoeld hebben. Achttien goals in negentig minuten, dat is elke vij minuten een. Als ik daarvan nu aftrek de tijd nodig voor het weer opstellen en zo, nou dan zal er verder wel niet veel gevoetbald zijn............ Nou moe!
K.
Nieuwsblad van het Noorden, Maandag, 22 december 1947